Het geduld van theaterdirecteur Alida Dors is op. ‘Het moet nu eindelijk echt inclusiever’
TROUW - door Sander Histemuller
Op de gevel van Theater Rotterdam staat met grote letters geschilderd: ‘Ik ben door jou’. Dat credo is geïnspireerd door graffiti en de Afrikaanse ubuntu-filosofie en is artistiek directeur Alida Dors, van huis uit dansmaker en socioloog, op het lijf geschreven. “In ons theater moet het gaan over ontmoeting, nieuwsgierig zijn naar de ander. Ons hogere doel is om de meerstemmigheid van de stad te laten klinken.”
Alida Dors (1977) staat nu tweeënhalf jaar aan het roer van Theater Rotterdam, in het hart van de Maasstad waar zo’n 170 nationaliteiten samenleven. Ze luidt er een cultuuromslag in, waar door vakgenoten met veel interesse naar wordt gekeken. Heilige huisjes zijn niet langer heilig: zo werden de populaire familievoorstellingen van Theater Rotterdam niet geprolongeerd in Dors’ visie op de programmering.
“Ik ben directeur van Theater Rotterdam geworden omdat ik geloof dat er iets mooier en groter is dan wat er in de sector krampachtig in stand wordt gehouden. Het gaat erom dat we de juiste verhouding representeren om een geloofwaardig stadstheater te kunnen zijn.”
Hiphop en moderne dans
Als dans- en theatermaker creëert Dors al zo’n jaar of twintig interdisciplinaire voorstellingen met invloeden uit hiphop en moderne dans, maatschappelijk en politiek bewust, urgent en relevant. Dance chronicles noemt ze die. Met haar dansgezelschap BackBone benoemde en toonde ze in haar werk aannames over kleur en biculturele afkomst. Naast haar werk als theaterdirecteur maakt ze ook nog producties: Primisi, Surinaams voor permissie, gaat vrijdag in première.
Nadat ze in eerdere producties onderwerpen als strijd en weerbaarheid onderzocht, slaat ze nu een andere richting in: die van de liefde. “Ik ga op zoek naar de glans ervan, maar ook naar de schaduwkanten: the skeletons in the closet.” In het programmaboekje vertelt ze: ‘Voor mij ligt de betekenis van Primisi in het luisteren naar mijn voorouders en innerlijke kracht, om via rauwe, ritmische beweging een authentieke relatie aan te gaan met de ander’.
Samen met die ander, dat is een kernbegrip om het nieuwe Theater Rotterdam vorm te geven. Daarvoor haalt Dors inspiratie uit het functioneren van hiphopcrews, vertelt ze. “Een hiphopcrew bestaat uit verschillende typen dansers. De een is goed hierin, de ander daarin. Binnen de crew wordt bepaald wie op welk moment z’n discipline inzet en op welke manier. Dat maakt zo’n crew veerkrachtig, dynamisch en verrassend. Als je dat vertaalt naar de manier van werken in Theater Rotterdam, snap je de analogie wel, denk ik. Daarnaast is er actief beleid gevoerd op representatie. We proberen weg te blijven van abstracte cijfers, je moet gewoon zien en voelen dat elke afdeling een goede samenstelling heeft van diverse kwaliteiten en culturen, leeftijd en gender.”
Er wordt door podia, gezelschappen en programmeurs veel lippendienst bewezen aan inclusie en toch verandert er over de gehele linie niets fundamenteel, constateert Dors. “Het theater- en dansveld praat al veertig jaar over diversiteit. Ik ben daardoor nu niet meer de geduldigste persoon. Nieuwe makers en nieuwe stemmen staan al veel te lang aan de zijlijn. Als sector dreigen we de aansluiting bij de tijdgeest te verliezen. Er moet vaart worden gemaakt.”
Wil en moed
Het ontbreken van echte wil en de moed om de podiumkunsten duurzaam te veranderen, stelde ze vlammend aan de kaak in de Staat van het theater, tijdens het jaarlijkse Theaterfestival uitgesproken door een smaakmaker of visionair uit het theaterveld. Niet veel later deelde ze tijdens de Nederlandse Dansdagen als interdisciplinair maker óók haar Staat van de dans, met dezelfde strekking: “Beide staten waren een noodkreet. Kom óp theater- en danssector, we moeten nu écht in beweging komen. Al is het alleen al voor de gezamenlijke liefde voor de kunsten.”